Once Upon a Time in een rijk ver, ver weg, alles was weelderig en groen. De eenhoorns vermengden zich tussen de bomen en de elfen en mensen leefden vredig in harmonie met hun omgeving. Toch ergens aan de rand van een open helft verborgen tussen de bomen, verduisterd door een stijgende sluier van mist in de wazige half-darkheid van een door de weergegaan beheerde hut, een vorm haakt over een grote en onheilspellende kristallen ball. Een mompelende stem zingt oude formules en dringt er bij de wervelende gloeiende nevels in het kristal op aan om uit te scheiden en een inzicht in de toekomst te geven.
“Alles is in flux, niets lijkt